Eerder hebben al gezien hoe we een particuliere oplossing van een lineaire tweede-orde differentiaalvergelijking kunnen vinden als twee lineair onafhankelijke oplossingen van de homogene GDV hebben. Aldus is het probleem van het oplossen van een lineaire GDV van tweede orde teruggebracht tot het vinden van alle homogene oplossingen. Dit is moeilijk. Maar als we er één hebben, dan kunnen we een tweede vinden:
Stel dat een oplossing ongelijk aan is van de GDV
waarbij en continue functies zijn. Laat
- een primitieve zijn van en
- een primitieve van .
Dan is
een oplossing van de GDV die lineair onafhankelijk is van .
Het is niet nodig om de formule te onthouden. Een tweede oplossing kan gevonden worden uit de definitie van de Wronskiaan:
Volgens De Wronskiaan van een lineaire tweede-orde differentiaalvergelijking is de Wronskiaan bekend: . Ook en haar afgeleide zijn bekend. De vergelijking is dus een lineaire eerste-orde GDV, waarvan bekend is hoe ze opgelost moet worden.
Omdat geldt, is een andere uitdrukking voor het functievoorschrift van :
Om te beginnen laten we zien dat een oplossing is van de GDV. Met de som- en productregel voor differentiëren bepalen we eerst de eerste twee afgeleiden van :
Substitutie van deze functievoorschriften in het linker lid van de GDV geeft
Gegeven is . Hieruit volgt met de productregel voor differentiëren
Invullen van deze twee functievoorschriften in het vorige resultaat geeft
Hiermee is afgeleid dat voldoet aan de differentiaalvergelijking. We moeten nog nagaan dat lineair onafhankelijk is van . We maken hierbij gebruik van het Lineaire onafhankelijkheidscriterium aan de hand van de Wronskiaan van en :
Omdat volgt uit het criterium dat en lineair onafhankelijk zijn.
In de afleiding van de formule spelen twee methoden een rol. In de eerste plaats (weer) variatie van een constante omdat de constante factor van de oplossing vervangen wordt door de functie . In de tweede plaats het idee dat de Wronskiaan van de twee oplossingen gelijk aan gekozen kan worden, zodat aan de eerste-orde differentiaalvergelijking voldoet. Hiermee is het probleem om te vinden gereduceerd tot het oplossen van een eerste orde vergelijking. Zo'n aanpak heet wel orde-reductie.
We gaan na wat de stelling betekent in het geval van constante coëfficiënten. We bekijken dus de homogene differentiaalvergelijking
waarbij en constanten zijn. Laat een reëel getal zijn dat voldoet aan de karakteristieke vergelijking . Dan is een oplossing van de GDV. In dit geval is een primitieve van de constante functie .
Als , dan geldt
waarbij een integratieconstante is, zodat we kunnen kiezen (de constante factor is niet van belang) en een tweede oplossing van de GDV is:
Als een tweede oplossing (naast ) van de karakteristieke vergelijking is, dan voldoet aan , zodat en . Dit is in overeenstemming met de Algemene oplossing van een homogene lineaire tweede-orde GDV met constante coëfficiënten.
Hiermee is het geval van twee verschillende oplossingen van de karakteristieke vergelijking behandeld. Het geval van een enkele oplossing komt overeen met de situatie waarin . In dit geval is een primitieve van de constante functie en krijgen we als tweede oplossing. Ook dit stemt overeen met Algemene oplossing van een homogene lineaire tweede-orde GDV met constante coëfficiënten.
In het geval waarin er geen reële oplossingen zijn, geeft de sinus oplossing de cosinus en andersom.
Bekijk de GDV
met onbekende gedefinieerd voor . Het is gegeven dat een oplossing is. Vind een oplossing , zodat en lineair onafhankelijk zijn.
Geef je antwoord in de vorm van een functievoorschrift in .
Om dit in te zien beginnen we met de vergelijking in standaardvorm:
We zoeken een tweede oplossing die lineair onafhankelijk van is. Uit Tweede oplossing van een homogene lineaire tweede-orde GDV volgt dat een geschikte keuze is als
waarbij een primitieve van is. We kunnen dus nemen. Invullen van
in het functievoorschrift van levert
Bijgevolg is een tweede oplossing.