Investeringen beoordelen: Introductie investeringen beoordelen
Het beoordelen van investeringsvoorstellen
Bij het opstellen van plannen voor een nieuwe activiteit, een project met winstoogmerk, zullen we enkele beoordelingscriteria bespreken. We gaan er daarbij steeds van uit dat het project een bepaalde, in perioden opgedeelde tijd duurt en dat er bij het begin van het project kapitaal aanwezig is voor investering.
Beoordelen van investeringen
In totaal zullen er vijf methoden besproken worden om een investeringsvoorstel te beoordelen. Binnen deze methoden zal er een onderscheid gemaakt worden tussen de boekhoudkundige en de economische benadering. Het grootste verschil tussen deze twee benaderingen is dat de economische modellen rekening houden met de tijdsvoorkeur van de investeerder. Daarnaast verschillen deze twee benaderingen in de manier waarop zij het risico van de investering meenemen in hun evaluatie.
De boekhoudkundige benadering houdt rekenening met het risico door bepaalde eisen te stellen aan de uitkomsten van de investering. Zo moet verwacht worden dat een investering zichzelf binnen een bepaalde hoeveel tijd zal terugverdienen of dat er een bepaalde hoeveelheid winst gemaakt zal worden. De economische benadering houdt naast deze eisen ook rekening met het risico door een numerieke schatting te maken van het risico percentage. Deze schatting wordt vervolgens meegenomen in de berekeningen van de modellen.
Onder de boekhoudkundige benadering vallen de volgende twee methoden:
- de boekhoudkundige terugverdienperiode (BTP)
- de gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit (GBR)
Verder zullen we nader ingaan op een drietal economische methoden, namelijk:
- de economische terugverdienperiode (ETP)
- de netto contante waarde (NCW)
- de interne rentabiliteit (IR)
Elk van deze methoden zal afzonderlijk besproken worden. We zullen daarbij de volgende terminologie en variabelen gebruiken.
Begrippen en parameters voor investeringsvoorstellen
Bij het beoordelen van een investering voor een project (een samenhangende activiteit) maken we gebruik van de volgende begrippen en bijbehorende notatie.
- #n# is de looptijd van de investering gemeten in periodes van vaste lengte (meestal jaren).
- #C_1,\ldots,C_n# staan voor de geldstromen die respectievelijk in de periodes #1,\ldots,n# verwacht worden als gevolg van de investering #C_0#. Alle geldstromen worden positief gerekend als ze inkomsten betreffen en negatief als het om uitgaven gaat (dus als het kosten betreft).
- Aan het begin van het project (we zeggen dan: in jaar #0#) worden er kosten gemaakt om aan de slag te kunnen. Daarom wordt #C_0# verondersteld negatief te zijn.
- Voor periode #i#, waarbij tussen #1# en #n# ligt, worden de inkomsten dus aangegeven met #C_i#. Als dit bedrag negatief is, wordt in periode #i# verlies gemaakt.
- Aan het eind van het project is het denkbaar dat er een restwaarde #RW# is. Dit behelst de som van de waarden van de machines, inventaris, en dergelijke die na afloop van het project overblijven. Als bij een investering de restwaarde niet genoemd wordt, wordt deze verondersteld gelijk aan #0# te zijn.
- #r# is de verdisconteringsvoet. Deze factor wordt gebruikt om toekomstige geldstromen om te zetten naar hun contante waarde. We spreken ook vaak van het verdisconteringspercentage, waarbij we het over #100\cdot r\%# hebben.
omptest.org als je een OMPT examen moet maken.